Maandag 10 juli: Dokka naar Skei

Huizen in Lillehammer. Hoe zou een Nederlandse wooncommissie hier nou op reageren? And does anybody care?
De routebeschrijving was er duidelijk over: camping af en de daarna
volgende 37 km klimmen. Ik herinner me nog dat het een bosrijke omgeving
was, maar in het spectakel van de volgende dagen is het een beetje naar
de achtergrond van mijn geheugen geraakt. Op 32 km, bij een stuwmeer, was
bevoorrading in de vorm van koffie, thee en koekjes georganiseerd. Heel
leuk dat de routebeschrijving nog melding maakt van een café dat
alleen in het weekend open is. Handig (zie datum).
Na de vele klimmen werd het tijd voor een stevige afdaling. Een afdaling
die me zonder veel inspanning 10 kilometer dichter bij Lillehammer zou
brengen. Het ging hard, 50 km/u, maar niet zo hard als ik verwacht had.
Ik had flink last van de wind en misschien ben ik wel gewoon te breed.
Onderaan de afdaling kwam ik bijna iedereen elkaar tegen, maar een aantal
ging net weg. Vanaf dat punt tot de brug van Lillehammer probeerde ik met
enige moeite oogcontact te houden met de groep, zodat ik hetzelfde terras
zou kunnen pakken. Dat lukte en enige tijd later zaten we in de hoofdstraat
van Lillehammer te lunchen. Wat had ik ook al weer? Soep en het aanbevolen
dessert met pannekoek met ijs, dacht ik.
In Lillehammer was het ook begonnen met dat ene vervelende weertype,
regen. Het begon op de brug over de Mjøsa, maar in het stadje was
het wel weer droog geworden. Op ongeveer 70 km was een tweede soepstop
afgesproken, maar deze was lastiger te detecteren. Het was dat ik in de
afdaling in een flits een oranje gasfles zag, anders waren we straal langs
deze open plek in het bos gereden. Daar lag Adele op een zeil te slapen.
De laatste 20 kilometer regende het continue en het landschap bleef
daarbij flink glooien. Mijn voorraden raakten op en omdat ik nogal kwistig
met mijn energie was omgesprongen, ging dat op het laatst zijn tol eisen.
Maar.. Tessa en Adele hadden hutten geregeld en zij meldden dat toen ze
5 km ervoor ons voorbij reden. Met dat vooruitzicht reden we door. Op 98
km lieten we het door regen spiegelende asfalt achter ons en draaiden een
weg van grijs gravel bij de hutten op.
De hutten waren bepaald geen boeren schuurtjes. De onze bestond uit
vier etages en was gloednieuw, duidelijk ingericht op wintersport. Het
doel was een stompe berg achter de hutten, waarop de skiliften nu werkeloos
stilhingen. Tegen een houten hutje ernaast, bedoeld voor het opbergen van
skis, zetten we de fietsen.
Het regende nog steeds toen we het busje uitlaadden en nu ik niet meer
zo fietste, daalde mijn lichaamstemperatuur beduidend in mijn natte kleren.
De ademende regenjas was bij de mouwen toch door gaan lekken en de lange
fietsbroek van Perri Sport was geenszins waterdicht, al was dat ook nooit
beweerd. Droge kleding zat in mijn sporttas en mijn sporttas zat in het
busje en om die uit het busje te krijgen moest er in de kou gesjouwd worden.
Toen ik melding maakte van deze vicieuze cirkel, boodt Tessa meteen haar
droge jas aan. Kennelijk was er mijn gentleman manners, zo die al erg prominent
waren, na 98 km en een fikse bui nihil en ik nam de jas aan. Het behoedde
me voor een zekere verkoudenheid, dat wel. (Nog bedankt, Tessa)
Eenmaal de bagage veroverd, konden we de hutten inspecteren. Het waren
3 zespersoonskamers die van alle gemakken waren voorzien: een douche (anders
zouden we er niet zijn, waarschijnlijk), een oven en een afwasmachine.
Omdat ik op de kamer bij Adele en Tessa ingedeeld was, bevond ik me in
het heetst van de strijd wat koken betreft. Adele had zich voorbereid om
de ovens te gaan benutten, het hoofdmenu zou quiche gaan worden. Het was
aan mij om moeizaam door een stuk Noorse ham te zagen, zodat reepjes ervan
in de quiche verwerkt konden worden. Eenmaal deze taak vervuld, wijdde
ik me aan de bevoorrading en communicatie tussen 'management' en andere
kamers. Daarbij zag ik het voorafje, meloen met kokos en noten, aan voor
het toetje.
Pas laat in de avond waren we klaar met eten. Nadat we ook het echte
toetje, vanilleijs, verorberd hadden, was het tijd voor ouderwets handwerk,
want de afwasmachine bleek het niet te doen. Een gemiste kans.
Ondertussen passeerde in het schemer nog steeds wolk na work de berg,
om boven de hutten uit te regenen.
Toen ik vanochtend hoorde dat ik uitgenodigd was om op de kamer van
Tessa en Adele te slapen, had ik beloofd onvolwassen om te gaan met dit
vertrouwen en een kussengevecht aan te gaan. Nu, 's avonds, brak ik deze
belofte, want moe als ik was lag ik het eerste in bed.
|