Dinsdag 11 juli: Skei naar Otta

Trolls in their natural habitat - de Peer Gyntwegen.
Ik werd wakker, klauterde van de bovenste verdieping van het stapelbed
en zocht met mijn voeten naar mijn slippers. In de woonkamer was het warm
en vochtig van de kleren die her en der te drogen hingen. De ramen waren
langs de randen beslagen en waar ik er door heen kon kijken zag het er
niet goed uit. Regen.
We ontbijtten wat later dan gewoonlijk, omdat we vandaag 'maar' 80 kilometer
hoefden te rijden. Ik besloot Ralph's tip om te beginnen met veel ontbijt
op te volgen. Een andere energiebron vandaag zou de bananepasta zijn die
ik op brood smeerde.

Onvervalst hondeweer
Toen ik buiten kwam was het droog, maar ik had het stuur nog niet in
handen of de regen startte. Eenmaal van het terrein van het huttencomplex
af, zat vrijwel meteen op de Peer Gyntvegen. De route was genoemd naar
de avonturier Peer Gynt, die volgens het sprookje in deze streek in aanraking
kwam met bergkoningen en randgroeptrollen. Je kon niet ontkennen dat het
weer een beetje bij de entourage hoorde. Het was overigens bij het wildrooster
dat het begin van deze route markeerde, dat ik me opeens bedacht dat ik
sinds gisteren niet meer op mijn lichtste voorblad kon schakelen. In de
verte doemde de eerste klim al op. Ik zou het op de macht moeten doen.
Nou weet ik sinds mijn tocht in Zuidwest Engeland dat ik best aardig op
de macht kan klimmen. Hier had het een groot nadeel. Ik werd niet alleen
nat van buiten, maar ook zeiknat van binnen. Wel had ik een aantal mensen
op achterstand gereden, want die waren zo verstandig om rustig aan te doen.
Kilometers lang reed ik met Ad, die me in het vizier gehouden had, over
onverharde weg door een landschap met benevelde bergen. Electriciteitsdraden
boven ons lieten een knerpend geluid horen. Regelmatig keek ik achterom
of het busje al langskwam. Toen het kwam, riep ik meteen om assistentie.
Achterin de bus, uit de wind, bleek het niet makkelijk te zijn om een derailleur
te repareren. Het beste wat ik kon doen was met een grotere groep meegaan.
Waar we nu reden waren stenen en rotsen bekleed waren met dikke mossen.
Langs de onverharde weg waren sporen van elanden of rendieren te zien.
Het was niet moeilijk je voor te stellen dat mensen 's nachts in deze omgeving
dachten bepaalde monsters te zien. Na een tijdje kwamen we door het dorpje
Gålå. Het verbaasde me enigszins dat hier een winkel met sportartikelen
stond. Nadat ik er even stond warm te worden, besloot ik , mijn natte kleren
voelend, opeens actief op zoek te gaan naar een regenbroek, wat de kosten
ook mochten zijn. Dat hadden ze niet in mijn maat, maar wel een opritsbare
trainingsbroek die volgens het label voor de biathlon was gemaakt. Ik paste
de broek en besloot hem niet meer uit te doen. Met de labels nog aan mijn
broek werd de barcode ingelezen.

Als het even droog is, is het tijd voor een portret.
Mijn nieuwe broek kwam meteen van pas in de afdaling. In de afdaling
wordt je nu eenmaal gauw koud. Onderweg naar het dorpje Vinstra kwam ik
Natascha en Hans tegen die hun remblokjes bijna geheel hadden versleten.
Ze gingen lopend verder.
Weer wat verder kwam ik onze choco-stop tegen. Adele en Tessa hadden
met wat takken en zeil een provisorische tent opgebouwd en warme chocolademelk
gemaakt. Toen ik arriveerde werd het plots droog. Maar iedereen zag er
nog steeds verzopen uit.
De route vervolgde een lang stuk langs een opvallend lichtblauwe rivier.
Die kleur werd veroorzaakt door bepaalde deeltjes die uit de bergen meegevoerd
worden. Het Cycletours busje kwam langs gereden en een paar kilometer later
kwamen we het tegen. Het busje was in een poging plaats te maken voor een
tegenligger in de berm weggegleden en stond ongeveer 40 graden gekanteld
tegen een paar paaltjes van een afrastering. Een uurtje later al kon een
sleepwagen de bus uit de berm trekken. De vrachtwagen, waar Adele en Tessa
zo onfortuinlijk voor probeerden uit te wijken, diende als extra katrol,
waardoor het busje min of meer zijdelings op het asfalt getrokken werd.
In de laatste 20 kilometers naar Otta kwamen we onderweg de eerste 'hoge
watervallen' tegen, watervallen die in een dunne witte straal langs een
berg naar beneden stromen. In Otta kochten we een doos bonbons voor Adele
en Tessa, voor de schrik. Henri wees ons nog op een unieke plaats net buiten
Otta, waar twee kleuren rivierwater samenstroomden, blauw en bruin water.
Ik mocht de bonbons aanbieden, alsmede drie zoenen voor beiden. Nadat
ik mijn tentje opgezet had was het natuurlijk weer de hoogste tijd voor
een fikse regenbui. De gele luifel die ons normaal gesproken droog houdt
stond echter nog niet, terwijl Adele al was begonnen met koken. Met een
grote paraplu stelde ik Adele en het avondeten veilig.
Na het avondeten loste Tessa ook nog even mijn schakelproblemen op.
|